Beknopte Historie

Vervlogen tijden

Broeder Antonius was de laatste kluizenaar die heeft geleefd in de Sint-Jankluis. Hij stierf in 1912. Op onderstaande foto een afbeelding van Broeder Antonius naast zijn “kluis”. Grotere foto’s in het historisch fotoboek.

Ontstaansgeschiedenis

Van 1665 tot 1669 heerste de pest in de omgeving Geleen. In die tijd werden velen kapellen opgericht ter ere van Sint Rochus om zich te beschermen tegen deze gevreesde ziekte. De Sint-Rosa kapel Kollenberg en de Sint-Rochuskapel Geleen (begin 1900 afgebroken) zijn daarvan twee voorbeelden. Maria-Dorothea von Dietrichstein – von Salm (1667 – 1732), gravin van Geleen en kleindochter van Arnold V Wolfgang Huyn van Amstenrade besloot een Lazaret te bouwen om zieken te kunnen verplegen.

In 1699 werd de Sint-Jankluis gebouwd. Op 4 december 1754 vermeldde Reinier Corten, drossaard van graafschap Geleen: “…in qualiteijt als Rendmeester van sijne Hoogheijt mijn Heere den Prince de Ligne….alsulcke capelle als haere Hoogheijt mevrouwe Diterichstein glorieuse gedachtenisse in haer leven ter Eeren van St. Lazarus in het velt tusschen Geleen en Nierbeeck hadde laeten oprichten”.Het was de tijd dat Beethoven zijn muziek componeerde, Rembrandt 30 jaar terug was overleden én dat de eerste multinational ter wereld de Gouden Eeuw inluidde: de VOC.

De Kluis was in den beginne dus geen hermitage of kluizenaarswoning. Volgens historici blijkt dat uit ondermeer ook uit het volgende:

  • de Kluis lag niet afgelegen maar op een kruispunt van wegen;
  • op een kaart uit 1777 is de ‘Kluis’ als St-Lazare aangeduidt: dat waren lazerijen of melaatsenhuizen;
  • hermitages bezaten op bisschoppelijk advies behoorlijke tuinen, de kluis niet;
  • op 2 juni 1722 wordt verlof verleend voor de vestiging van kluizenaars door de bisschop van Roermond;
  • de oudst bekende kluizenaar in 1726 vermeld (broeder Gerlach).

De laatste Kluizenaar was broeder Antonius die in 1912 overleed. Daarna is de Kluis door diverse bewoners gebruikt. In de Tweede Werledoorlog werd het gebouw door Amerikanen gebruikt als magazijn voor eetwaren en zelfs als slachthuis.

 

In 1948 werkt bouwpastoor Wermeling aan een nieuwe parochie. Per brief van 18 oktober 1948 werd door het bisdom de oprichting van de Christus Koningparochie bevestigd. Zondag 17 oktober van dat jaar werd de Kluis gewijd en werd een eerste heilige mis gehouden. Op 7 november 1948 werd pastoor Wermeling officieel geïnstalleerd als pastoor van de nieuwe parochie. Het Kluisje ‘barstte’ als snel uit zijn voegen door de snel groeiende parochie en een op 14 mei 1953 werd dan ook de nieuwe Christus Koningkerk ingezegend.

Vanaf die tijd werd de Kluis door verkenners gebuikt en gedeeltelijk verbouwd. Zij sloten het gebouw aan op nutsvoorzieningen. Toen de verkenners het gebouw verlieten verkommerde het snel en namen velen duiven het gebouw als vestigingsplaats in gebruik. Weer en wind deden de rest. In 1984 werden de eerste plannen gesmeed voor een restauratie. Zie verder onder recent verleden voor een (luchtige) beschrijving van deze periode.